Fietsroute

IN HET SPOOR VAN DE WITTE

IN HET SPOOR VAN DE WITTE

Averbode, Diest, Scherpenheuvel, Zichem, Testelt

In het Vlaams-Brabantse deel van het Landschapspark de Merode schipperen fietsers tussen de VALLEI VAN DE DEMER en de HEUVELS VAN HET HAGELAND. Het is het decor waar ook streekschrijver ERNEST CLAES zich volop door liet inspireren. In zijn verhalen waren de norbertijnen nooit ver weg. Net als in deze gevarieerde fietstocht.

Afstand 42,0 km
Vertrekpunt Knooppunt 18, parking Norbertijnenabdij van Averbode, Herseltsebaan 2, Scherpenheuvel-Zichem
Alternatieve route Om in te korten fiets van 58 meteen naar 59, afstand 18 km
Knooppunten 18 – 25 – 83 – 58 – 86 – 87 – 89 – 88 – 34 – 38 – 91 – 92 – 93 – 59 – 57 – 81 – 56 – 18
Niveau Tussen 34 en 93 golft de route over de Hagelandse heuvels
Facebook LinkedIn WhatsApp
PDF
GPX
Honger of dorst tijdens je tocht? Maak dan een tussenstop bij één van de lokale ondernemers die een Merodelabel dragen. Zij kregen dit label omdat ze zich met hun product of dienst verbinden aan landschapspark de Merode en de perfecte ambassadeurs zijn van dit prachtige gebied!
Alle info vind je hier

Door de bossen van de norbertijnenabdij van Averbode daalt de route eerst zachtjes af naar Zichem. Het is dezelfde route die ook de jonge Ernest Claes (1885 – 1968) vaak fietste. De Zichemse schrijver is nu vooral bekend van zijn streekroman De Witte, over een jonge belhamel die voortdurend fratsen uithaalt. Als tiener werkte Claes op het bureel van de abdij. Het extra geld dat hij zo verdiende was welkom. De kloosterlingen zagen wel iets in de pientere jongen. Dankzij hen kon hij gaan studeren aan het college in Herentals. Nog voor je het station van Zichem bereikt, passeer je aan de rechterzijde de bescheiden boerderij waar het landbouwersgezin Claes met hun negen kinderen woonde. Binnen is de woning nu ingericht zoals Ernest Claes het zelf gekend heeft. Huize Ernest Claes is ook een bezoekerscentrum van Natuurpunt. Het vormt een toegangspoort naar het natuurgebied De Demerbroeken. 

Zichem zelf bezoeken we pas later tijdens de fietstocht. Nu trappen we eerst parallel met de spoorweg naar Diest. In de beemden rechts meandert de Demer. In Diest trekken we de remmen dicht voor de Sint-Sulpitiuskerk. Binnen kun je het graf van Filips Willem groeten. De oudste zoon van Willem van Oranje koos in 1618 Diest, als één van de vier Oranjesteden, als laatste rustplaats. Vlakbij in de Brouwerijstraat krijg je een mooie blik op Het Spijker of het refugiehuis van Tongerlo. Tijdens het ancien regime was het gebruikelijk dat kloosterlingen een vluchthuis hadden in een nabije stad. Binnen de versterkte omwalling van Diest was het voor de norbertijnen in tijden van onlust veiliger dan in hun abdijen op het platteland. Zowel de abdijbewoners van Tongerlo als deze van Averbode hadden zo’n refuge in Diest. Ook het refugiehuis van Averbode bleef vlakbij bewaard in de Refugiestraat. Beide refuges zijn vandaag privaat domein. 

Diest verlaat je via de hobbelige kasseien van het Begijnhof. Fiets zeker door de monumentale toegangspoort het schilderachtige hof binnen. Haar hoogtepunt beleefde het begijnhof in de 17de eeuw. Toen leefden er wel vierhonderd begijnen. Vandaag heeft de wijk zowel een woonfunctie als een culturele functie. 

Het Provinciedomein De Halve Maan is aangelegd rond de grachten van de 19de-eeuwse verdedigingsgordel van Diest. Door het recreatiedomein fiets je naadloos naar het natuurgebied Webbekoms Broek. In natte periodes mag het Demerwater dit gebied vrij overstromen. Logisch dat vooral waterminnende fauna en flora er zich thuis voelen.

Na het uitgebreide Diestse intermezzo moeten je fietsbenen nu vol aan de bak. Tot Scherpenheuvel speelt de route jojo tussen en over de Hagelandse landschapsplooien. Echt steil wordt het gelukkig nooit. Op één van de hoogste punten prijkt de bekende Onze-Lieve-

Vrouwebasiliek van Scherpenheuvel. De zeldzame koepelkerk heeft de vorm van een zevenster. De koepel zelf is versierd met 298 sterren. Sinds de 17de eeuw komen pelgrims op bedevaart naar Scherpenheuvel om er een houten Mariabeeld te vereren. Samen met het aantal bezoekers groeide het aantal herbergen en souvenirkramen rond de basiliek. Wie ondertussen de kracht uit de beenspieren voelt wegvloeien, kan die proberen terug te vinden door een kaars te branden in de basiliek of door in een brasserie een stevige hap naar binnen te spelen. Of allebei als je op zeker wil spelen.

Ooit spoorden talloze pelgrims met de trein naar Scherpenheuvel. Op weg naar Zichem fiets je over de bedding van dat oude bedevaarderspoor. Tot de Maagdentoren in zicht komt. Die middeleeuwse donjon vertelt ons dat Zichem ooit een stad was die het waard was om verdedigd te worden. Op het uitkijkplatform op de hoogste verdieping kijk je uit over het land dat een onmetelijke speeltuin was voor De Witte van Ernest Claes. Hier zwom hij ook in het water van de Demer. Claes liet zich voor zijn verhalen inspireren door zijn eigen jeugdervaringen. Zo laat hij De Witte onder andere ook wat klussen in de abdij van Averbode. 

Op het groene dorpsplein van Zichem dragen enkele herbergen namen van personages uit het oeuvre van Ernest Claes. Een ommetje langs de schilderachtige watermolen van Zichem brengt ons opnieuw bij de Demer.

Ook in Testelt dreef het Demerwater eeuwenlang de raderen van twee watermolens aan. Dat bracht aardig wat geld in het laadje voor de norbertijnen van Averbode. Testelt was immers een parochie waar de abdij het patronaatsrecht bezat. Dat betekent dat de norbertijnen er de pastoor aanstelden en de parochie en de armenzorg bestuurden. Ze hadden ook recht op tien procent van de oogst van de Testeltenaren. Bovendien verwierf Averbode door schenking ook de twee watermolens van Testelt. Het molenhuis van één van deze twee molencomplexen is gerestaureerd. Je passeert het tussen de Demerbrug en de kerk. Boven de toegang van dit molenhuis prijkt het wapenschild van Servaas Vaes. Ook de kenspreuk van deze abt van Averbode wordt vermeld, Ne quid nimis (In niets teveel), samen met het jaartal 1678. De tweede watermolen lag vlak bij de Demer, maar maakte plaats voor de eclectische villa Ter Wolf.

Voorbij Testelt fiets je door bossen terug naar Averbode. Vóór je door de hoofdpoort de abdij betreedt, moet je nog even langs het kerkhof. Dat ligt even rechts van de ingang. Tegen de kerkmuur vind je er de laatste rustplaats van Ernest Claes en zijn echtgenote. Zo is de cirkel rond voor de streekauteur, in de schaduw van de norbertijnenabdij waar het voor hem allemaal begon. Ook deze fietslus is er rond. Op het gezellige binnenplein kun je nakeuvelen in het abdijcafé Het Moment.