Fietsroute

OP DE TRAPPERS MET PRINSEN EN PATERS

OP DE TRAPPERS MET PRINSEN EN PATERS

Averbode, Eindhout, Tongerlo, Westerlo, Blauberg, Wolfsdonk

Het Merodegebied is een land van ABDIJEN en KASTELEN. Tijdens deze tocht ontdek je al het moois dat deze regio op dat vlak te bieden heeft. Bovendien verfraaiden de abten en kasteelheren hun domeinen graag met UITGESTREKT GROEN. Fietsen langs deze abdijenroute wordt zo erg aangenaam.

Afstand 48,0 km
Vertrekpunt Knooppunt 18, parking Norbertijnenabdij van Averbode, Herseltsebaan 2, Scherpenheuvel-Zichem of Knooppunt 81, parking Norbertijnenabdij van Tongerlo, Abdijstraat 40, Westerlo
Alternatieve route Om in te korten vertrekkende van Averbode: fiets van 13 meteen naar 88, afstand 31 km. Om in te korten vertrekkende van Tongerlo: fiets van 88 meteen naar 13, afstand 25 km
Knooppunten 18 – 17 – 14 – 39 – 13 – 89 – 47 – 82 – 81 – 83 – 84 – 88 – 19 – 56 – 18
Niveau Tussen Westerlo en Averbode moet je soms even klimmen
Facebook LinkedIn WhatsApp
PDF
GPX
Honger of dorst tijdens je tocht? Maak dan een tussenstop bij één van de lokale ondernemers die een Merodelabel dragen. Zij kregen dit label omdat ze zich met hun product of dienst verbinden aan landschapspark de Merode en de perfecte ambassadeurs zijn van dit prachtige gebied!
Alle info vind je hier

Een abdij is altijd een goed vertrekpunt voor een fietstocht. Paters zochten immers altijd een plek weg van de drukte van het aardse; en dicht bij de natuur van Gods schepping. Voor de norbertijnenabdij van Averbode geldt dat niet anders. Al na de eerste trappen beland je in uitgestrekt weiland en vooral veel bos. Een meevaller is dat de norbertijnen hun abdij in 1134 op een verhevenheid bouwden. Licht dalend kun je zo volop genieten van het groen rondom de abdij.

Tot 1970 was Varendonk een zakdoekgrote maar zelfstandige gemeente. Van 1863 tot 1956 was het gemeentehuis er zelfs ingericht in een kapelletje. Het was het kleinste gemeentehuis van België. Tijdens een huwelijksceremonie bijvoorbeeld was er enkel plaats voor de trouwers en de burgemeester. 

Het piepkleine vroegere gemeentehuis van Varendonk ligt niet op de route. Volg vanaf knooppunt 89 richting 84. Na 200 meter bereik je het kruispunt met het kapelletje/gemeentehuis.

Het gehucht Trichelhoek is waarschijnlijk de oudste woonkern van Eindhout. Ze ontstond al vroeg in de middeleeuwen rond een kapel, waar bedevaarders later kwamen bidden tegen de gevreesde kinkhoest. Deze Sint-Bavokapel staat nog altijd in volle glorie schilderachtig te wezen in de lommer van enkele statige linden. Trichelhoek is ook de naam van een moerassig natuurgebied in de vallei van de Laak.

Tussen Varendonk en Zammel fiets je door de vallei van de Grote Nete. Die is hier nog vrij ongerept. In het natuurreservaat Zammelsbroek worden de oorspronkelijke natte gronden hersteld en aangeplant met broekbos. Het natuurlijke ecosysteem mag er weer volop zijn gang gaan. Je fietst hier een keer over de Grote Nete, maar het Zammelsbroek zelf kan je enkel te voet ontdekken. Een aanrader!

Bij het binnenrijden van Zammel passeer je de Sint-Dimpnakapel. Sint-Dimpna is een heilige uit de zevende eeuw. Volgens de overlevering wordt het meisje door haar vader vermoord omdat ze niet met hem wilt trouwen nadat de moeder gestorven was. Dimpna zou een aantal maanden in een hut in Zammel geleefd hebben, samen met haar biechtvader Gerebernus. De kapel werd later in de buurt van de hut gebouwd. Ze werd een druk bezocht bedevaartsoord.

In Tongerlo zwaaien de wieken van de Beddermolen je welkom. De windmolen wordt al in de 16de eeuw in de registers van de norbertijnenabdij van Tongerlo vermeld. Hoe de abdij in het bezit kwam van de molen is niet bekend, maar vaak verkregen abdijen eigendommen door schenking. Zo’n molen was handig, want als grootgrondbezitters konden abdijen daar de opbrengsten van hun land laten verwerken. De molenaar werd door de abdij aangesteld. In de 16de eeuw kreeg die een jaarloon als vergoeding en verder vooral goederen in natura: mondkost in de vorm van eten en drinken, een kamer met bed in het huis bij de molen en een hulpknecht. Als vakantiewoning krijgt deze erfgoedsite vandaag een hedendaagse invulling van die oorspronkelijke functie.

Niet alleen kloosterlingen ontdekten in het verleden het mooie groen en de rust van het Merodegebied. Het kasteel de Meeûs d’Argenteuil werd tussen 1912 en 1915 in Tongerlo opgetrokken in een ruim park. Opdrachtgever was baron Henri de Trannoy. Het domein is privaat en niet toegankelijk. In het beste geval kun je enkel een glimp opvangen van het kasteel. Geloof ons dus dat het door zijn renaissance-imitatiestijl veel ouder lijkt dan in werkelijkheid. 

Twee keer trappen en je bereikt de oude lindendreef (kasseien!) die leidt naar het poortgebouw van de norbertijnenabdij van Tongerlo. Daar ben je wel welkom. Tenminste op het binnenplein, in de abdijkerk en in de tiendenschuur. Dat is al voldoende om de uitgestrektheid en de ingetogen sfeer van het complex te ervaren. De abdij heeft nog een extra troef: een replica van het Laatste Avondmaal van Leonardo Da Vinci. Het schilderij hangt in de abdijkerk waar het nog tot eind 2024 gerestaureerd wordt. Altijd werd aangenomen dat het een kopie is van het originele werk van de beroemde Italiaanse schilder voor de Santa Maria delle Grazie in Milaan. Recent ontdekten wetenschappers dat deze versie zo dicht bij het origineel staat dat Da Vinci waarschijnlijk zelf mee schilderde aan het werk. Een Da Vinci, zomaar in Tongerlo dus?

Op weg naar Westerlo fiets je van het kloosterleven weer naar de wereld van de adel. Een zaak hebben beide gemeen: ze leven graag ruim. Héél ruim. Het kasteel van Jeanne de Merode werd vanaf 1911 gebouwd voor één bewoner: de ongehuwde gravin zelf. Akkoord, ze had wel aan wat huispersoneel kost en inwoon te verschaffen. Toch vinden vandaag de gemeentediensten van Westerlo ruim onderdak in haar kasteel. Jeanne de Merode kocht in 1887 ook de abdij van Tongerlo van de paters. De reden hiervoor was dat abdijen geen rechtspersoonlijkheid konden hebben en de eigendommen dus op naam van de paters stonden. Bij overlijden zouden erfgenamen zo claims kunnen doen gelden. Als bevriende katholieke familie boden de Merodes de paters op die manier die rechtszekerheid wel. Wanneer in 1921 de wet op de vzw’s ontstaat, verkopen de Merodes de abdij terug aan de paters voor dezelfde som. Met haar fortuin financierde Jeanne de Merode ook verschillende sociale werken voor de inwoners van Westerlo. 

Via de Grote Markt van Westerlo maakt de route een ommetje langs Het Riet. Dit erg aardige natuurgebied ligt tussen de Grote Markt en de Grote Nete. Het sluit dus direct aan op de dorpskern van Westerlo. Vroeger werd het door water omsloten gebied beheerd door de gilde van het dorp. Bewoners konden er zich verschansen met hun vee wanneer vijandelijke legers langs het dorp trokken.

Het Riet sluit naadloos op het park en kasteel Prins de Merode. Dit kasteel heeft diepe wortels die tot in de middeleeuwen graven. In de 1400 stond er al een donjon. Bijna al die tijd bleef het in bezit van de familie de Merode. Het huidige kasteel dateert voornamelijk uit de 18de eeuw. Ook het park met zijn statige dreven en waterpartijen werd toen aangelegd. Hoewel het domein nog steeds private eigendom is van de prins, kun je al fietsend toch de rust van het uitgestrekte groen rond de oevers van de Grote Nete ervaren.

Groen blijft ook verderop de hoofdkleur. Het Provinciaal Groendomein Hertberg is een grote brok natuur. Over een zandrug fiets je (en klim je ook een beetje) door een groot bos. Dat de natuur er hier nog zo onversnipperd bij ligt, hebben we te danken aan de Merodes. Tot 2004 was de familie eigenaar van deze brok natuur. Zo bleef het gebied gespaard van verkaveling. Vandaag heeft de provincie het domein Hertberg ontsloten voor vele vormen van zachte recreatie. Een plek om de longen wagenwijd open te zetten. 

We fietsen voorbij Blauberg de provinciegrens over en belanden in de Vlaams-Brabantse Kempen. Het beeld blijft echter hetzelfde: veel bos, hier en daar een pluk heide, maar wel een iets meer golvend parcours. Ook de Brabanders pakken uit met een windmolen. Een naam voor de molen was snel gevonden: de Heimolen. Hij ligt immers in een heidegebied dat daarom kortweg Molenheide werd gedoopt. Simpel en goed. De heide toont hoe het landschap van de Zuiderkempen er uit zag, vóór er massaal naaldbossen werden aangeplant. Als er genoeg wind is en de molenaar zin heeft, draaien de wieken van de Heimolen. 

Hopelijk waait die wind daarna in de rug. Het laatste eind naar de norbertijnenabdij van Averbode klimt immers. Een extra zetje brengt je zo sneller bij het abdijcafé van het belevingscentrum Het Moment, met onder andere bier uit de huisbrouwerij. Beroemd is ook de Lekdreef. Zo heet in de volksmond de dreef bij de ingang van de abdij. Op zonnige dagen kun je er terecht bij een van de ijskarren voor een lekijsje. Dat is een lange traditie die teruggaat tot de tijd dat pelgrims in groten getale de abdij bezochten. Zo’n zoetigheid is nu dik verdiend voor wie de lus van deze abdijentocht rondde. Lekken maar!