Wandelroute

STAPPEN TUSSEN STAD EN ABDIJ

STAPPEN TUSSEN STAD EN ABDIJ

Diest – Averbode

Knoop je wandelschoenen aan voor een stevig dagje stappen. Of kies voor een tweedaags bezoek in het Merodegebied en combineer de wandeling met een CULTURELE ONTDEKKING, een heerlijke maaltijd en een overnachting. Overnachten kan in het gezellige vestingstadje Diest of in de rust en stilte van het GASTENKWARTIER van de abdij van Averbode. Zo ervaar je volop de invloed van de norbertijnen op stad en platteland.

Afstand 24,0 km
Vertrekpunt Knooppunt 96, Grote Markt in Diest
Alternatieve route Knooppunt 100, norbertijnenabdij van Averbode, Herseltsebaan in Averbode
PARKING Gratis parkeren bij Provinciedomein Halve Maan, Omer Vanaudenhovelaan in Diest en parking Citadel, Leuvensestraat in Diest. Parking norbertijnenabdij van Averbode, Herseltsebaan 2 in Averbode
OPENBAAR VERVOER NMBS-station Diest
Knooppunten 96 – 424 – 373 – 284 – 282 – 252 – 936 – 407 – 61 – 411 – 58 – 295 – 93 – 98 – 293 – 96 – TP – 100 – 90 – 245 – 249 – 250 – 935 – 934 – 63 – 337 – 413 – 263 – 284 – 373 – 424 – 97 – 9 – 272 – 96
Aard van de weg Niet voor rolstoelen en buggy’s
Niveau Voor geoefende stappers
Facebook LinkedIn WhatsApp
PDF
GPX
Honger of dorst tijdens je tocht? Maak dan een tussenstop bij één van de lokale ondernemers die een Merodelabel dragen. Zij kregen dit label omdat ze zich met hun product of dienst verbinden aan landschapspark de Merode en de perfecte ambassadeurs zijn van dit prachtige gebied!
Alle info vind je hier

Startpunt van de wandeling ligt pal in het centrum van de vestingstad Diest op de Grote Markt, aan de Sint-Sulpitiuskerk (knooppunt 96). Deze kerk ontstond wellicht al in de 7de eeuw toen de heilige Remaclus (600 – 673) de kerk stichtte en deze noemde naar zijn leermeester de H. Sulpitius van Bourges. In de 12de eeuw stond er een relatief grote romaanse kerk op de huidige plaats. In 1312 is er voor het eerst sprake van de bouw van een nieuwe kerk. De Franse bouwmeester Pierre van Savoye werd aangesteld voor de opdracht en ontwierp de kerk zoals de Franse gotische kathedralen, maar met gebruik van de lokale ijzerzandsteen. In 1321 startte Pierre van Savoye met de eerste bouwfase, het koor. In de jaren ervoor bouwde hij reeds de noordelijke muur met het onafgewerkte buitenportaal in de Cleynaertsstraat. De bouw zou ruim twee eeuwen duren. De Sint-Sulpitiuskerk werd vanaf 1163 bestuurd door de norbertijnen van Tongerlo.

In het hoogkoor van de Sint-Sulpitiuskerk bevindt zich het Museum voor Religieuze Kunst. Voor de 700ste verjaardag van de kerk kan je in het museum de expo Zeven eeuwen Sint-Sulpitiuskerk bewonderen. 

De beiaard uit 1672 is de grootste nog overgebleven Hemony-beiaard ter wereld: de Stradivarius voor klokken en beiaarden.

Sinds 1163 hadden de norbertijnen van Tongerlo de geestelijke leiding binnen de stad Diest. In 1457 kreeg de Sint-Sulpitiuskerk een kapittel van twaalf seculiere geestelijken (priesters) met aan het hoofd een proost van de norbertijnenabdij van Tongerlo. In de 16de eeuw werd als verblijfplaats voor de proost de Proosdij gebouwd, links naast de kerk in de Cleynaertstraat 14. In de 18de eeuw werd de Proosdij verbouwd en kreeg het zijn huidige classicistische voorgevel.

Vele kloosterorden bezaten in de stad een toevluchtsoord: een refuge. Daar vonden de paters in woelige tijden beschutting en brachten ze hun officiële documenten in veiligheid. De voormalige refuge van de norbertijnenabdij van Tongerlo (Refugiestraat 17) draagt de naam ’t Spijker dat verwijst naar het Latijnse woord spicarium wat staat voor graanzolder. Tussen het refugehuis en de proosdij was een bruggetje over de Verversgracht, zodat de norbertijnen van het ene gebouw naar het andere konden zonder zich op straat te begeven. De kloosterorde had als geestelijk bestuurder van de stad het recht de zogenaamde tienden (belasting) te heffen. Deze tienden werden onder andere in graan betaald. De vele vensters en luiken, verwijzen nog naar deze functie als graanopslagplaats. In het Spijker zetelde ook het Hof van Tongerlo: een lagere rechtbank die zich bezighield met het beheer van de goederen van de norbertijnen van Tongerlo binnen de stad. Eind 18de eeuw werd het gebouw door de overheid aangeslagen en openbaar verkocht en werd het een privéwoning. Vandaag is het een prachtig hotel.

In dezelfde Refugiestraat maar op huisnummer 8 bevond zich de refuge van de norbertijnenabdij van Averbode. Je moet hiervoor even de straat inlopen tot aan de bocht en op je stappen terugkeren. De refuge van Averbode was in de late middeleeuwen maar een klein gebouw. Aan het begin van de 16de eeuw werd het grondig verbouwd. De abdij kocht een aantal aangrenzende eigendommen aan en liet het gebouw met de trapgevel bouwen door de toenmalige architect van de Sint-Sulpitiuskerk. Het geheel werd constant verhuurd als herberg en brouwerij, maar de waard moest er wel voor zorgen dat de ruimte ter beschikking stond van de paters in tijden van nood. Momenteel is het een privéwoning.

Via Park Cerckel, het vlonderpad lang de Verversgracht en park Jan Heylen (knooppunt 424) voert de wandeling je langs mooie groene plekken naar het station van Diest (knooppunt 373). Je verlaat de stad aan knooppunt 284. Tijd om er nu stevig de pas in te zetten om door het prachtige platteland van de Merode de tocht naar de abdij van Averbode aan te vatten.

Tussen knooppunt 61 en 411 passeer je Bezoekerscentrum Huize Ernest Claes. Verwonderd wat Ernest Claes met de norbertijnen te maken heeft? Zijn meest legendarische figuur, de Witte van Zichem, was niet alleen een deugniet maar was ook gepassioneerd door lezen. De Witte koos niet voor de boerenstiel, zoals zijn vader en broers, maar ging werken in de abdij van Averbode, net zoals schrijver Ernest Claes zelf.

Vanaf knooppunt 98 word je opnieuw verwelkomd door de rust van de bossen van Averbode. De majestueuze eiken en beuken zorgden vroeger voor het nodige hout voor verwarming en inkomsten. Nu voorzien ze de abdij en de wandelaar van zuurstof, stilte en rust. Aan knooppunt 96 maak je de doorsteek naar knooppunt 100 en geniet je volop van de gastvrijheid van deze norbertijnensite van Averbode. Je bent nu halfweg en dit is ongetwijfeld dé plek voor een rustpauze en in de brochure het hoofdstuk over de abdij te lezen.

Terug op krachten vangt de fervente stapper de terugtocht aan naar Diest. Misschien wil je aan knooppunt 90 toch nog even een ommetje maken naar de Heilig Kruiskapel en de Kroningskapel? Je neemt hier de dreef naar rechts richting knooppunt 295. Onderweg links zal je een dreef zien die loodrecht uitkomt op de Kroningskapel. Met de bouw van de Kroningskapel werd gestart op pinkstermaandag 1912. Aanleiding was het zilveren jubileum van het ‘Aartsbroederschap van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart’ in 1910, een genootschap gevestigd in Averbode. De kroning door Kardinaal Mercier van het Mariabeeld bracht toen 60.000 bedevaarders naar Averbode.

De kapel moest een blijvende herinnering zijn aan dit jubileum en aan het bedevaarttoerisme. Ze werd gebouwd boven op een zandheuvel die al bekend stond als uitkijkpunt en waar reeds een kleine boomkapel stond. Steunberen en spitsbogen geven aan dat hier de gotische stijl als inspiratiebron gold. In de apsis van de kapel hangt een bas-reliëf met als thema de kroning van Maria in de hemel. Vier glasramen met afbeeldingen van musicerende engelen, de heilige Jozef en Sint-Gummarus verlichten het klein stenen altaar in het midden. 

Je keert terug naar het oorspronkelijke pad en volgt verder richting knooppunt 295. Zo kom je aan de Heilig Kruiskapel, een bakstenen zaalkerkje in een neoclassicistische stijl. De aandacht naar het sobere interieur met altaar en kruisbeeld wordt getrokken door een booglijst. Hierop stond oorspronkelijk de tekst: ‘De helsche vijand wijkt naar ’s Heeren kruisbeeld prijkt.’ Deze tekst verdween echter na de herschildering van de kapel in 2008. De kapel werd opgericht als devotie tot het Heilige Kruis. In de volksmond werd ze het zwart kapelleke genoemd naar de rook van de duizenden kaarsen die er jaarlijks branden.

Je keert terug naar knooppunt 90 en vervolgt je weg naar knooppunt 249. Het landschap is opnieuw erg gevarieerd: bossen, landbouwgebied en kleine woonwijken wisselen elkaar af. Je passeert aan de noordgrens van Diest ook volop de voornamelijk noordoost-zuidwest georiën-

teerde beboste heuvelruggen met ijzerzandsteenbanken. Ze zijn typisch voor de overgang van de Zuiderkempen naar het Hageland. Deze roodbruine ijzerzandsteen werd ontgonnen en gebruikt voor heel wat historische gebouwen in het Merodegebied. Vanaf nu herken je dit materiaal vast in de Hagelandse steden en dorpen.

Aan knooppunt 284 wandel je opnieuw de vestingstad Diest binnen via het station (knooppunt 373). Kort na de Belgische onafhankelijkheid kreeg Diest imposante versterkingen. Met wallen, stadspoorten, verdedigingsgrachten, een heuse citadel én Fort Leopold. Dat fort ligt ingegraven in de zuidelijke helling van de Lazarijberg. Aan knooppunt 424 volg je de stadsvesten via knooppunten 97 – 9 – 272 en geniet je op diverse plekken van een prachtig uitzicht. Terug aangekomen op je startpunt (knooppunt 96) heb je ongetwijfeld een verfrissing verdiend!